CD Recensies

NØRGÅRD: SYMFONIEËN NR. 2, 4, 5 EN 6

Nørgård: Symfonieën nr. 2 en 6 ‘Aan het einde van de dag’. Oslo filharmonisch orkest o.l.v. John Storgårds. Dacapo 6.220645 (54’21”). 2015

 

Nørgård: Symfonieën nr. 4 Indischer Roosen-Gaarten und Chinesischer Hexensee en 5. Oslo filharmonisch orkest o.l.v. John Storgårds. Dacapo 6.220648 (56’08”). 2015

 

De acht symfonieën van de intussen ongeveer vijfentachtigjarige Per Nørgård vormen slechts een beperkt, maar wel belangrijk onderdeel van zijn rond de vierhonderd opusnummers omvattende oeuvre. Hij kan los daarvan gelden als de momenteel waarschijnlijk belangrijkste Deense componist.

Wie naar externe invloeden zoekt, komt al gauw terecht bij zijn leraar Holmboe en Sibelius. Maar deze componist heeft altijd zijn symfonieën naar eigen model gevormd.

Thomas Dausgaard (nr. 3 en 7 op Dacapo 6.220547) en Sakari Oramo (nr. 1 en 8 op Dacapo 6.220574) leverde al eerder belangrijke bijdragen aan de registratie van het symfonische repertoire  van deze componist en nu voltooit John Storgårds de reeks. Dat gebeurt op verrassend goede wijze. Wat, het geheel overziend, vooral opvalt, is hoe verschillend van aard dit achttal is.

Nr. 2 (1972) is het eerste werk waarin de componist zijn eigen variant van het serialisme, de zogenaamde ‘eindeloze’ reeks, toepast. Met beierende klokken en explosieve koperuitbarstingen laat hij horen wat het potentieel van die techniek zou kunnen zijn.

Maar in de nummers 4 (een vrij duister werk onder invloed van de Zwitserse artiest Adolf Wölfli uit 1981) en de nog intensievere en extremer nr. 5 (1990) wordt een heel andere richting ingeslagen.

Maar feitelijk is nr. 6 uit 1999 het meest bijzondere werk uit de reeks. Het draagt de titel ‘Aan het eind van de dag’, maar er valt nog niets daarvan te ontdekken in het wijdlopige eerste deel. Dit wordt gevolgd door een indringend langzaam deel, waarna het werk eindigt met een korte opgewekte finale als vernieuwende, frisse ontdekkingsreis. 

De componist zei ooit over zijn symfonieën: “Ik voel duidelijk dat elke daarvan een heel continent op zichzelf is”. In deze geest benadert en onderzoekt  John Storgårds deze werken op hoogstaand niveau. Daarmee worden de eerdere Chandos opnamen van Leif Segerstam hier minstens geëvenaard. Het is moeilijk om een uitgesproken voorkeur te bepalen wat de totale cyclus betreft, maar met geen van beide wacht enigerlei teleurstelling.