Verg. Discografieën

CHOPIN: SCHERZO'S NR. 1-4

CHOPIN: SCHERZO’S NR. 1-4

Het begrip ‘scherts’ had sinds Beethoven – denkend aan de scherzi uit de symfonieën nr. 5 en 9 - bij een scherzo zijn betekenis al verloren. Van een grap was geen sprake meer, van een luchtig karakter feitelijk ook niet meer. Ernst was troef geworden.

Achtergronden

Oorspronkelijk ging het bij een scherzo om luchtige muziek die in symfonieën en sonates de rol van het menuet met trio had overgenomen. Beethoven ontwikkelde de vorm tot een grootschaliger uiting binnen een groter geheel, maar Chopin verzelfstandigde deze vorm tot volkomen onafhankelijkheid. Toch behield hij daarbij iets van het oorspronkelijke kwieke, beweeglijke karakter, maar ontdeed het wel van ieder blijk van humor.

Net als bij de Ballades vormen de vier Scherzo’s vrij uitgebreide pianistische klankgedichten waarin Chopin zich op zijn stormachtigst uit. Met legio aanduidingen als presto en presto con fuoco weet de pianist waaraan hij zich te houden heeft.

De opnamen

Werd men vroeger bij het samenstellen van een vergelijkende discografie geconfronteerd met een overzichtelijk speelveld, in de loop der tijd is het aantal opnamen van zelfs minder bekende werken uit de muziekliteratuur dusdanig groot geworden, dat een grondige vergelijking onmogelijk is geworden. Dat komt niet alleen door dat grote aantal dat weliswaar op papier in de diverse catalogi te vinden is, maar ook door een gebrekkig inzicht wat daarvan werkelijk leverbaar is (geleend kan meestal erg veel in een goed, zo volledig mogelijk gesorteerde discotheek) en een nog groter gebrek om al dat materiaal ooit bijeen te krijgen.

Excuses zijn dus op hun plaats: hier worden alleen bekende opnamen verwerkt en het is aan iedereen overgelaten om uit de lange lijst die opnamen van geliefde pianisten te kiezen die in haar/zijn geval de moeite waard zijn. Hier wordt de keuze beperkt tot de weinige opnamen die voorradig zijn in eigen bezit.

Het startschot is natuurlijk gegeven door Artur Rubinstein die tussen 1932 en 1959 een aantal opnamen van de Scherzo’s maakte. De oudste (in de Abbey Road studio gemaakt), goedkoop heruitgegeven door Naxos en de  laatste zijn daarvan, in SACD vorm heruitgegeven het aantrekkelijkst. Uniek Chopinspel van de oude stempel met een grote distinctie.

De volgende – in chronologisch opzicht – die een ver bovengemiddelde vertolking geeft, is Vladimir Ashkenazy. Heel idiomatisch en vertrouwen wekkend draagt hij de stukken met de nodige panache spontaan voor.

De imposante uitvoeringen van Sviatoslav Richter zijn te danken aan een zaaloptreden. De aanpak is heel serieus, met ieder moment blijken van een weloverwogen visie en toch klinkt het niet berekenend. Luister maar naar de overgang van de koortsachtige inzet van nr. in naar de overgang naar het wiegelied.

Van Nikolai Demidenko hadden we de gegeven magistrale, coloristische interpretaties kunnen verwachten, maar daarbij moeten we wat eigenzinnigheden op de koop toe nemen.

Het is wis en waarachtig niet alleen de technische beheersing die Maurizio Pollini toont, maar het is evenzeer de sfeer van drama die hij weet op te roepen die diepe indruk maken.

Bij de Engelse pianisten toont Stephen Hough veel virtuositeit, maar ook inzicht en hij besteedt aandacht aan de dichterlijker kanten van deze muziek. Howard Shelley profiteert vooral van een heel mooie opname, maar hij speelt fris en onbelast wat zeker voor een keer loont.

Van Ivo Pogorelich weten we dat hij graag provoceert en grenzen opzoekt. In sommige opzichten klinkt hij ook hier weer extreem. Maar met welk geweldig resultaat! Het is verbluffend en heel persoonlijk, maar men kan er moeilijk omheen. 

Onverwacht toont Håvard Gimse een visie die de lyrische kanten van deze muziek boven de dramatische stelt.

Bij de jongeren van de laatste tij is het vooral de Macedoniër Simon Tprceski die imponeert. Hij zorgt voor een spannend verloop, gebruikt we tamelijk extreme tempi maar maakt daarmee toch veel indruk. Zijn gevoel voor rubato is natuurlijk en aan spontaniteit geen gebrek.

Louis Lortie heeft om te beginnen veel baat bij de gave registratie van de pianotoon. Maar hij levert ook waardevolle, karakteristieke vertolkingen die de werken alle recht doen.

Conclusie

Een eigen keuze makend, kom ik bij Pollini. Richter en Pogorelich terecht.

Discografie

1916/27. Benno Moiseiwitsch. APR APR 5576, Naxos 8.111117.

1932. Artur Rubinstein. RCA 09026-63006-2 (2 cd’s), Naxos 8.110659/60 (2 cd’s).

1933. Artur Rubinstein Pearl GEMMCD 9464.

1949. Artur Rubinstein. RCA 09026-63026 (2 cd’s).

1956. Artur Rubinstein. RCA RD 89651.

1959. Artur Rubinstein. RCA 09026-63045-2, 82876-61396-2.

1960. Felicja Blumental. Brana BR 0010.

1967. Vladimir Ashkenazy. Decca 466.499-2.

1972. Christian Zacharias. EMI 557.029-2 (2 cd’s).

1976. Shura Cherkassky. Tudor 720.

1977. Sviatoslav Richter. Olympia OCD 338, Regis RRC 1199.

1978. Nikita Magaloff. Philips 426.816-2 (3 cd’s).

1979. Marta Deyanova. Nimbus NI 5297.

1984. Claudio Arrau. Philips 412.610-2, 468.391-2 (7 cd’s), Decca 478.56917 .

1987. Cécile Ousset. EMI 585.511-2 (2 cd’s).

1987. Emanuel Ax. CBS MK 44544, RCA 82876-72554-2 (2 cd’s).

1987. István Székely. Naxos 8.550084.

1988. Philippe Entremont. CBS M2YK 45670.

1989. Nikolai  Demidenko. Hyperion Helios CDH55181.

1989. Nicolai Petrov. Olympia OCD 274.

1989-2000. Garrick Ohlson. Arabia Z 6633, Hyperion CDS 44351/66 (16 cd’s). 

1990. Piotr Paleczny. Emergo EC 3637-2.

1990. Earl Wild. Ivory IVCD 75001, Chesky CD 44.

1990. Idil Biret. Naxos 8.554538.

1991. Maurizio Pollini. DG431.623-2.

1991. Alexei Sultanov. Teldec 2292-46463-2.

1991. Cyril Huvé. EMI 754.480-2.

1991. Howard Shelley. Chandos CHAN 9018.

1994. Cyprien Katsaris. Teldec 450994529-2, Warner  0927-49537-2, Telepathic 8.43053 ZK.

1995. Ivo Pogorelich. DG 439.947-2, 477.9993 (2 cd’s).

1995. Valérie Tryon. CBC MVCD 1092.

1998. Alwin Bár. Brilliant Classics 99157.

1998. Elisso Wirssaladze. Live Classics LCL 307.

1999. Caroline Sageman. Lyrinx LYR 194.

1999. Håvard Gimse. Naim NAIMCD 028.

2001. Anna Gourari. Koch 31430-2.

2004. Bernard d’Ascoli. Athe 23024.

2004. Yundi Li. DG 474.516-2.

2004. Gianluca Cascioli. Decca 476.702-9.

2005. Bruno d’Espiney. Cowbell 31.

2006. Eugen Indjic. Calliope CAL 9368.

2006. Mika Akiyama. Lyrinx LYR 252.

2006. Simon Trpceski. EMI 375.586-2.

2008. Elisabeth Leonskaja. MDG 943-1558-6.

2009. Louis Lortie. Chandos CHAN 10588.

2009. Corinne Kloska. Soupir Editions S 218.

2009. Bernd Glemser. Oehms OC 758.

2010. Ivo Kahánek. Supraphon SU 4030-2.

2011. Benjamin Grosvenor. Decca 478.3206.

Zonder bekende opnamedatum

…… Samuel Dilworth-Leslie. Claudio CR 4316-2.

…… Nelson Freire. Telepathic 8.44075 ZS. Warner 2564-63676-2 (3 cd’s).

…… Steven Hough. Hyperion CDA 67456.

…… Ruth Slenczynska. DG 477.90860.

…… Roberto Szidon. DG 477.090808.

…… Tamas Vásáry. DG 469.350-2.

Video

2004. Yundi Li. DG 073-4079 (dvd).